Bij een aantal honden- en kattenrassen is een preventief cardiologisch onderzoek aangeraden alvorens over te gaan tot het kweken van een nestje.
Zo zijn bepaalde hartaandoeningen vermoedelijk erfelijk bij bepaalde rassen.
Sommige aandoeningen komen immers opvallend frequenter voor bij bepaalde rassen of in bepaalde lijnen, waardoor men veronderstelt dat deze aandoeningen erfelijk zijn.
Dit is slechts bij enkele aandoeningen en rassen daadwerkelijk wetenschappelijk bewezen.
Toch wordt het kweken met honden of katten die belast zijn met een bepaalde aandoening afgeraden, tot er meer informatie bekend is over de erfelijkheid ervan.
Wanneer het dier na echografisch onderzoek belast blijkt te zijn met een bepaalde afwijking, dient dit dier, uit dierwelzijnsoverwegingen, geweerd te worden uit de fokkerij.
Enkel door deze doordachte manier van kweken, kan men de lijn op termijn vrij maken van bepaalde ernstige, en in sommige gevallen levensbedreigende, hartaandoeningen.
Meest voorkomende erfelijke hartaandoeningen
DCM (dilatorische cardiomyopathie)
DCM is één van de meest voorkomende hartaandoeningen bij de hond, en wordt voornamelijk beschreven bij grote rassen en reuzenrassen, zoals de :
- Duitse dog
- Dobermann
- Ierse Wolfshond
- Newfoundlander
Bij deze rassen is de erfelijkheid van de aandoening reeds bewezen, maar aangenomen wordt dat ook bij andere rassen een genetische aanleg meespeelt in de ontwikkeling van de aandoening.
Bij deze risico-rassen is het dan ook van groot belang dat de ouderdieren op regelmatige basis (jaarlijks) worden gecontroleerd, zodat ze uit de fok kunnen geweerd worden wanneer er echografisch afwijkingen aan het licht komen.
In een vroeg stadium van de aandoening vertonen de dieren immers nog geen klinische symptomen, en ook door gewone auscultatie van het hart kan de aandoening in het beginstadium gemist worden. Echografisch onderzoek is daarom in het geval van DCM nog steeds het diagnostische middel bij uitstek (gouden standaard).
Bij DCM treedt er een verminderde contractiekracht op van de hartspier, waardoor er bij iedere hartslag minder bloed wordt rondgepompt. Er blijft meer bloed achter in het hart en het ventrikel (de kamer van het hart) zal sterk vergroten. Op termijn zullen ook de voorkamers uitzetten, doordat de kleppen tussen kamers en voorkamers niet meer volledig afsluiten.
Het hart probeert de verzwakte pompfunctie nog enigszins te compenseren door o.a. de hartfrequentie op te drijven (snelle hartslag, maar zwakke pols).
Op een gegeven moment zullen deze compensatiemechanismen echter niet meer volstaan, en zal er “decompensatie” optreden.
Omdat in de meeste gevallen de linkerzijde van het hart (eerst) wordt aangetast, vertaalt deze decompensatie zich vaak in de vorming van longoedeem. Wanneer ook de rechterzijde van het hart niet meer naar behoren functioneert, zal er eveneens een vochtophoping in de buikholte optreden, evenals oedeem op de ledematen.
Aangetaste dieren hebben vaak een zeer zachte hoest, zijn kortademig, en beschikken over een zeer beperkt uithoudingsvermogen. Ook een slechte eetlust, met sterke vermagering tot gevolg wordt frequent beschreven. Bij een aantal dieren treedt plotse sterfte op.
Mitralisendocardiose
Mitralisendocardiose is één van de meest voorkomende oorzaken van hartinsufficiëntie bij honden.
De aandoening komt voornamelijk voor bij oudere, kleinere honden.
Zo hebben Cavaliers king charles spaniëls een erfelijke aanleg voor deze hartaandoening, maar ook bij andere rassen zoals yorkshire terriërs en poedels komt deze afwijking meer voor.
Bij mitralisendocardiose treedt er een knobbelige degeneratie op van de mitralisklep, de klep die zich bevindt tussen de linkerkamer en de linkervoorkamer.
Doordat de klep knobbelig vervormt, zal ze niet meer volledig afsluiten tijdens de pompfase van het hart.
Op deze manier ontstaat bij iedere pompbeweging van het hart een lekkage van de linkerkamer naar de linkervoorkamer. Hierdoor kan de linkervoorkamer, en op termijn ook de linkerkamer, sterk vergroten.
Het hart zal dit door middel van talrijke mechanismen trachten te compenseren, maar ook hier kan op een gegeven moment “decompensatie” optreden, in de vorm van longoedeem.
Aangetaste dieren worden vaak aangeboden met klachten van hoesten, versnelde of bemoeilijkte ademhaling en verminderde uithouding. Ook zwaktes en vermageren worden beschreven in de eerder vergevorderde gevallen.
Ook in het geval van mitralisendocardiose is echocardiografisch onderzoek een onmisbaar middel om de ernst van de aandoening na te gaan.
Enkel door middel van echografie kunnen immers de klepletsels in beeld worden gebracht, en kan de mate van uitzetting van kamer en voorkamer worden gemeten.
In het geval van mitralisendocardiose wordt echter vaak eveneens een radiografie van de borstkas gemaakt om zo de hoeveelheid longoedeem in beeld te brengen, evenals de druk van het hart op de luchtwegen.
HCM ( hypertrofische cardiomyopathie)
Het meest voorkomende hartprobleem bij katten is de hypertrofische cardiomyopathie (HCM).
Bij deze aandoening ontstaat er een concentrische verdikking van de hartspier, waarbij zowel de wand van de kamer als het septum (het tussenschot tussen links en rechts) betrokken zijn.
HCM bestaat zowel in een primaire als een secundaire vorm.
Bij de eerste vorm is er een probleem van de hartspier zelf, terwijl de secundaire vorm het gevolg is van een andere onderliggende aandoening zoals bvb. een hoge bloeddruk of een overactieve schildklier.
De aandoening komt vaak voor bij bepaalde raskatten (Britse korthaar, maine coon, ragdoll, …), maar ook “gewone” katten kunnen aangetast zijn.
In het beginstadium van de aandoening zijn er vaak nog geen symptomen aanwezig, en ook de hartauscultatie kan bij aangetaste dieren volledig normaal zijn.
Daarom is het aangewezen om ouderdieren vóór de fok reeds echografisch te laten testen op HCM.
Echografisch onderzoek is immers dé methode bij uitstek om HCM te diagnostiseren. Men kan hiermee immers perfect de diktes van de spierwanden meten, hetgeen niet mogelijk is bij een radiografie van de borstkas.
De echografische controle dient jaarlijks te gebeuren, aangezien HCM zich tevens op latere leeftijd kan ontwikkelen. Eén negatieve controle sluit een latere ontwikkeling van HCM dus niet uit!
Voor een beperkt aantal rassen (Maine Coon en Ragdoll) zijn er momenteel ook DNA-testen ontwikkeld om te testen op HCM. Deze testen echter maar welbepaalde genen die verantwoordelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van HCM. Een negatief resultaat voor deze HCM-DNA-test betekent daarom helaas niet dat de kat geen HCM kan ontwikkelen via een ander gen, dat niet getest kan worden. Echografisch onderzoek blijft daarom aangewezen.
Wanneer een kat positief test op HCM is het, uit dierwelzijnsoverwegingen, aan te raden om het dier te weren uit de fokkerij. Enkel door een dergelijke manier van kweken, is het mogelijk om bepaalde lijnen op termijn HCM-vrij te krijgen.
In een latere fase kan de verdikking van de hartspier aanleiding geven tot een uitzetting van de linker voorkamer, hetgeen resulteert in de klassieke symptomen van hartfalen zoals longoedeem en vrij vocht in de borstkas. Ook kunnen er bloedstolsels gevormd worden (klonters), die in sommige gevallen aanleiding geven tot een acute en zeer pijnlijke verlamming van vnl. de achterpoten. In een aantal gevallen treedt plotse sterfte op. Sommige mild aangetaste dieren kennen daarentegen tegen een normale levensduur en levenskwaliteit.
Aortastenose
Aortastenose is een aandoening die vaak gezien wordt bij oa. newfoundlanders, golden retrievers, boxers, bull terriërs en rotweilers. Ook andere rassen kunnen aangetast zijn.
Bij een aortastenose treedt een vernauwing op van de grote slagader in het lichaam, de aorta.
Doordat de aorta vernauwd is, moet het bloed een grotere weerstand overwinnen bij het verlaten van het hart. De hartspier van de linkerkamer zal hierdoor meer moeite hebben om het bloed rond te pompen, waardoor de spierwand uiteindelijk verdikt. De graad van verdikking hangt echter af van de ergheid van de obstructie in de aorta.
Aortastenose bestaat immers in verschillende gradaties, die ook elk een zeer verschillende prognose hebben. Zo kunnen honden met een milde vorm van stenose een normale levensduur en -kwaliteit kennen, terwijl dieren met een erge stenose reeds op jonge leeftijd (plots) sterven.
Enkel dmv echografisch onderzoek (doppler) kan de ernst van de aandoening bepaald worden.
Met doppler-onderzoek kan de snelheid en de drukgradiënt in de aorta gemeten worden, en kan de graad van de stenose (mild-matig-ernstig) bepaald worden.
Ook de letsels thv de aorta, evenals de dikte van de spierwanden kunnen echografisch in beeld worden gebracht.
In milde gevallen van aortastenose is behandeling meestal niet noodzakelijk.
Bij ergere gevallen is de therapie voornamelijk gericht is op het verminderen van inspanningsintolerantie en syncopes (“flauwvallen”), en op het voorkomen van plotse sterfte.
Het spreekt voor zich dat honden die belast zijn met aortastenose uitgesloten dienen te worden uit de fok.
Pulmonalisstenose
Pulmonalisstenose is een aandoening die gezien wordt bij oa. beagles, Engelse bulldoggen, chihuahua’s, mastiffs en Amerikaanse cocker spaniëls. Ook andere rassen kunnen aangetast zijn.
Bij pulmonalisstenose treedt er een vernauwing op van de A. Pulmonalis, de slagader die het bloed naar de longen transporteert.
Doordat de A. pulmonalis vernauwd is, moet het bloed een grotere weerstand overwinnen bij het verlaten van de rechterzijde van het hart.
De hartspier van de rechterkamer zal hierdoor meer moeite hebben om het bloed naar de longen te pompen, waardoor de spierwand uiteindelijk verdikt. De graad van verdikking hangt af van de ergheid van de obstructie in de A. pulmonalis.
Net als bij aortastenose kan men pulmonalisstenose indelen verschillende gradaties, die ook hier weer een erg uiteenlopende prognose hebben. Zo hebben honden met een milde vorm van stenose meestal een normale levensverwachting, waarbij ook de levenskwaliteit niet in het gedrang komt. Bij erg aangetaste dieren kan echter plotse sterfte optreden.
Enkel dmv echografisch onderzoek (doppler) kan de ernst van de aandoening bepaald worden.
Met doppler-onderzoek kan de snelheid en de drukgradiënt in de A. pulmonalis gemeten worden, en kan de graad van de stenose (mild-matig-ernstig) bepaald worden.
Ook de letsels thv de A. pulmonalis, evenals de dikte van de spierwanden kunnen echografisch in beeld worden gebracht.
In milde gevallen van pulmonalisstenose is behandeling meestal niet noodzakelijk.
Bij ergere gevallen is de therapie voornamelijk gericht is op het voorkomen van plotse sterfte. Bij pulmonalisstenose is tevens een ballondilatatie mogelijk, waardoor men de vernauwing in het betreffende bloedvat chirurgisch tracht op te heffen.
Het spreekt voor zich dat honden die belast zijn met pulmonalisstenose geweerd dienen te worden uit de fok.